Groot chinchilla
De eerste Chinchilla’s werden ongeveer rond 1910 in Frankrijk voor het eerst waargenomen. In Nederland erkend in 1927. De Chinchilla behoort tot de albinoreeks. Dit wil zeggen een verandering van kleuruiting. Tot deze reeks behoren ook de Marter, de Rus en de Albino. Bij vol-albino wordt de kleur geheel onderdrukt en bij de Chinchilla alleen het geel pigment. We spreken hier dan over de geelbelettingsfactor.
Type
De Chinchilla is een kloek fors dier met een matig gestrekt lichaam welk breed in de schouders en in het kruis is. De hals is krachtig en niet lang en de benen zijn kort en stevig. Het beenwerk is kort en stevig. De lichaamsbouw is matig gestrekt. De kop dient krachtig ontwikkeld te zijn met een sterk gebogen neusbeen en sterk ontwikkelde wangen en breed tussen de ogen. De krachtig ontwikkelde oren hebben een lengte van 14 tot 16 cm.
Pels
De Chinchilla was in het verleden een pelsras bij uitstek welk in het verleden voor de nutfokkerij werd gebruikt juist vanwege die pelskwaliteit. Gezien een besluit van zowel de speciaalclub als de standaardcommissie is er een aanpassing gekomen in de beschrijving van de pels. Deze luidt als volgt: De pels is van normale lengte, zeer dicht ingeplant en zeer rijk aan onderhaar. De dek- en grannenharen zijn enigszins elastisch van structuur.
Dek, en Buikkleur
De dekkleur wordt gevormd door lichtgrijze dekharen, die voorzien zijn van een zwarte top (ticking). De verdeling van deze zwarte haartoppen is onregelmatig. Hoe onregelmatiger des te beter. De lichtgrijze kleur met zwarte, onregelmatige ticking strekt zich uit over kop, oren, dek, borst, zijden, voorzijde voorbenen en de buitenzijde van de achterbenen. Met name die borst en die voorbeen-kleur is een hot item. De borst en de beenkleur als die goed stevig is doorgekleurd dan zal aan dek ook weinig problemen te zien zijn. De lichtgrijze dekharen dienen de boventoon te vormen. De triangel is klein en wit. De oren zijn zwart omzoomd. De bovenkant van de staart is donker door een sterkere zwarte ticking dan die van de dekkleur. De buikkleur is wit, evenals de onderzijde van de staart, de achterzijde van de voorbenen, de binnenzijde van de achterbenen, de onderzijde van de kop en de oogringen. De oogkleur is donkerbruin. De nagels zijn donkerhoornkleurig. De snorharen zijn zwart, met uitzondering van de snorharen in de kaakrand. Deze hebben de kleur van de kaakrand.
Tussen- en grondkleur
De tussenkleur is wit, ongeveer 5 mm breed, scherp begrensd en aan de bovenzijde voorzien van een smalle scherp begrensde zwarte ring, in de fokkers volksmond ook wel rozet genoemd. Deze benaming komt ook op de keurkaart voor, doch dient wel te zijn voorzien van de beschrijving van de grondkleur
De grondkleur van het dek is blauw. Deze blauwe grondkleur is breder dan de witte ring van de tussenkleur. De grondkleur van de triangel is blauw. De grondkleur aan de buik is donkerblauw. Doch bij overjarige vrouwelijke dieren komt het voor dat die grondkleur geheel of gedeeltelijk verdwijnt.
Een nauwkeurige rasbeschrijving kunt u hier in de standaard lezen.